Bedrijfsopvolgingsregeling niet van toepassing op recente uitbreiding van belangen in dochtermaatschappijen

Voor de schenking of erfrechtelijke verkrijging van ondernemingsvermogen geldt onder voorwaarden een vrijstelling van schenk- of erfbelasting. Deze bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) is bedoeld om te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming in gevaar komt door belastingheffing bij een reële overdracht van een onderneming. De BOR geldt ook voor aandelen in een vennootschap zoals een bv of een nv als de schenker of de erflater daarin een aanmerkelijk belang had. De vennootschap moet een materiële onderneming drijven of gerechtigd zijn tot een dergelijke onderneming door een belang in een dochtermaatschappij die een onderneming drijft. Een van de voorwaarden voor toepassing van de BOR is dat aan de bezitseis is voldaan. Deze bedraagt vijf jaar in het geval van schenking en een jaar in het geval van een erfrechtelijke verkrijging. De vraag of aan de bezitseis is voldaan was inzet van een procedure voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Een vader heeft aandelen in zijn holding-bv geschonken aan zijn kinderen. De holding bv heeft belangen in drie dochtermaatschappijen. Binnen vijf jaar voor de schenking heeft de holding het belang in twee dochtermaatschappijen uitgebreid. Volgens de rechtbank is de BOR niet van toepassing op die uitbreiding, omdat voor dat deel niet aan de vijfjaarseis is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat dit niet in strijd is met een arrest van de Hoge Raad uit 2020. In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de BOR ook van toepassing is op een uitbreiding van het ondernemingsvermogen in de loop van vijf jaar voor de schenking. De kinderen voerden aan dat dit arrest naar analogie moet worden toegepast op een vergroting van de gerechtigdheid tot het ondernemingsvermogen in de vorm van een uitbreiding van het belang in een dochtermaatschappij die een materiële onderneming drijft. De rechtbank is van mening dat het arrest niet die strekking heeft en heeft het beroep ongegrond verklaard.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20237420, BRE 22/5227 | 25-10-2023

Terug

Laatste nieuwsberichten

Raad van State uit bezwaren tegen nieuw box 3-stelsel
05-12-2024

Premiepercentages en maximum premieloon 2025
05-12-2024

Recht op aftrek voorbelasting bij kosteloze terbeschikkingstelling
05-12-2024

Overdrachtsbelasting bij aankoop van een woning: wanneer komt u in aanmerking voor het verlaagde tarief?
05-12-2024

Bijzondere omstandigheden: proceskostenvergoeding onder de loep
05-12-2024

Berekening heffingskortingen bij gedeeltelijke belastingplicht
28-11-2024

Hoge Raad: ongelijke behandeling bij WGA-uitkering en arbeidskorting
28-11-2024

Indexering griffierechten per 1 januari 2025
28-11-2024

Toepassing eigenwoningregeling bij besluit tot verkoop voor juridische levering woning
28-11-2024

Premie en bijdrageloon Zorgverzekeringswet 2025
21-11-2024

0515 740 810