De btw-richtlijn geeft ondernemers het recht op aftrek van omzetbelasting die door andere ondernemers aan hen in rekening is gebracht. Het recht op aftrek is gekoppeld aan de mate waarin de van andere ondernemers afgenomen goederen en diensten worden gebruikt voor belaste prestaties van de afnemer.
Het Hof van Justitie EU heeft onlangs de vraag beantwoord of het recht op aftrek van voorbelasting mag worden geweigerd aan een ondernemer, die een machine heeft aangekocht, die hij vervolgens kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer. De onderaannemer gebruikte de machine om werkzaamheden voor de terbeschikkingsteller van de machine te verrichten. Volgens het Hof van Justitie EU mag het recht op aftrek van voorbelasting niet worden geweigerd voor zover de terbeschikkingstelling niet verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is om de ondernemer in staat te stellen in een later stadium zijn economische activiteit uit te oefenen. De kosten van de aankoop moeten wel zijn verwerkt in de prijs van de door de ondernemer geleverde goederen of verrichte diensten.
Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | ECLIEUC2024866, C 475/23 | 04-10-2024
Laatste nieuwsberichten
Geen fiscale eenheid bij enkel houden van certificaten
03-07-2025
Bestuurder voetbalclub vrijgepleit van vergrijpboete bij spelerstransfer
03-07-2025
Hoge Raad: Belastingdienst moet horen vóór naheffing omzetbelasting
03-07-2025
Cryptohandel met trading bot is bron van inkomen
03-07-2025
Laag tarief bij tijdelijk gebruik van meer dan zes maanden
26-06-2025
Aanmaningskosten terecht, ondanks beroep op verjaring
26-06-2025
Beweerde verrekening telt niet mee bij verkrijgingsprijs
26-06-2025
Emigrant wint kwijtschelding van conserverende aanslag
26-06-2025
Ondanks ANBI-status zijn belastingen en huur niet aftrekbaar als gift
19-06-2025