
De btw-richtlijn geeft ondernemers het recht op aftrek van omzetbelasting die door andere ondernemers aan hen in rekening is gebracht. Het recht op aftrek is gekoppeld aan de mate waarin de van andere ondernemers afgenomen goederen en diensten worden gebruikt voor belaste prestaties van de afnemer.
Het Hof van Justitie EU heeft onlangs de vraag beantwoord of het recht op aftrek van voorbelasting mag worden geweigerd aan een ondernemer, die een machine heeft aangekocht, die hij vervolgens kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer. De onderaannemer gebruikte de machine om werkzaamheden voor de terbeschikkingsteller van de machine te verrichten. Volgens het Hof van Justitie EU mag het recht op aftrek van voorbelasting niet worden geweigerd voor zover de terbeschikkingstelling niet verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is om de ondernemer in staat te stellen in een later stadium zijn economische activiteit uit te oefenen. De kosten van de aankoop moeten wel zijn verwerkt in de prijs van de door de ondernemer geleverde goederen of verrichte diensten.
Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | ECLIEUC2024866, C 475/23 | 04-10-2024
Laatste nieuwsberichten
Inspecteur moet voldoende tijd geven voor hoorgesprek
                    30-10-2025
Niet-gerealiseerde waardestijging van goudbaar is werkelijk rendement
                    30-10-2025
Geen uitnodiging, toch verplicht btw betalen
                    30-10-2025
Geen periodieke gift ondanks schenking gedurende vijf jaar
                    30-10-2025
Betalingen zonder tegenprestatie zijn niet aftrekbaar
                    23-10-2025
Onverplicht aflossen schulden bv is geen aandeelhoudersmotief
                    23-10-2025
Uitbreiding aandelenbelang telt niet mee voor vijfjaarstermijn bor
                    23-10-2025
Bijtelling privégebruik voor drie auto’s
                    16-10-2025
Geen bron van inkomen door scheiding activiteiten
                    16-10-2025
Controlerapport geen beschikking verliesverrekening
                    16-10-2025