De btw-richtlijn geeft ondernemers het recht op aftrek van omzetbelasting die door andere ondernemers aan hen in rekening is gebracht. Het recht op aftrek is gekoppeld aan de mate waarin de van andere ondernemers afgenomen goederen en diensten worden gebruikt voor belaste prestaties van de afnemer.
Het Hof van Justitie EU heeft onlangs de vraag beantwoord of het recht op aftrek van voorbelasting mag worden geweigerd aan een ondernemer, die een machine heeft aangekocht, die hij vervolgens kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer. De onderaannemer gebruikte de machine om werkzaamheden voor de terbeschikkingsteller van de machine te verrichten. Volgens het Hof van Justitie EU mag het recht op aftrek van voorbelasting niet worden geweigerd voor zover de terbeschikkingstelling niet verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is om de ondernemer in staat te stellen in een later stadium zijn economische activiteit uit te oefenen. De kosten van de aankoop moeten wel zijn verwerkt in de prijs van de door de ondernemer geleverde goederen of verrichte diensten.
Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | ECLIEUC2024866, C 475/23 | 04-10-2024
Laatste nieuwsberichten
Muziekproductie ondanks fiscale winst geen bron van inkomen
16-01-2025
Kwijtschelding schuld ex-partner is belaste schenking
16-01-2025
Te late aangifte erfbelasting leidt tot belastingrente
09-01-2025
'Zachte landing' in handhavingsplan arbeidsrelaties 2025
09-01-2025
Modernisering van geschillenregeling en enquêteprocedure voor aandeelhouders
09-01-2025
Belastingadviseur faalt bij onderbouwing zakelijke kosten
09-01-2025
Milieulijst 2025 vastgesteld
02-01-2025
Nadere invulling van begrip "werkelijk rendement"
02-01-2025
Tarieven, heffingskortingen en bedragen inkomstenbelasting 2025
02-01-2025
Aandachtspunten 2025 loonheffingen
02-01-2025